In 2008 definieerde een kraftpapieren envelop een tijdperk. Steve Jobs trok de MacBook Air uit de envelop. De dunste laptop ter wereld. De verbazing van dat moment weerklinkt tot op de dag van vandaag. Dit was niet alleen een productlancering. Dit was de ultieme demonstratie van de Amerikaanse innovatiespirit, een perfecte combinatie van extreem industrieel ontwerp en gebruikerservaring. In die tijd was Amerika nog steeds de onbetwiste wereldwijde innovatielamp. Terugkijkend lijkt dat moment ook een keerpunt te zijn geweest. Daarna leken technologiegiganten meer geïnteresseerd in modelinnovatie, algoritme-optimalisatie en financiële spelletjes. Hoeveel van die pure drang om een "extreem cool" product te creëren is er nog over? Interessanter is dat deze extreme productiviteit later door het Oosten is overgenomen. Ze hebben alleen de vorm geleerd, maar niet de ziel. Het succes van Apple is geworteld in een bodem die vrije gedachten toestaat en disruptieve innovatie aanmoedigt. Dit kan niet worden gekopieerd door alleen maar te imiteren en de toeleveringsketen op te bouwen. De schok van toen kwam voort uit pure productkracht. En vandaag de dag zijn veel zogenaamde "innovaties" afhankelijk van informatiebubbels en gebruikersdata. Is dit vooruitgang of verdwaald?